De Lotus
In de modder van een kleine modderpoel ergens in het zuiden van India was een klein zaadje terecht gekomen. Heel langzaam en voorzichtig groeide het zaadje uit tot een wortelstok met wortels die hem heel stevig verankerden in de aarde.
Toen de zon het water voldoende had opgewarmd ontstond er een scheut aan de wortelstok die omhoog naar de zon wilde groeien. De scheut werd groter en stengels werden zichtbaar. Groter en steviger werd de wortelstok en ook het aantal stengels vermeerderde.
Bladeren aan het einde van deze stengels braken op een dag door het wateroppervlak en ontvouwden zich in het heldere zonlicht. Het zonlicht werd door de bladeren opgenomen en iets daarvan bereikte de wortelstok.
Een klein knopje op een heel dun stengeltje werd door de warmte en het licht van de zon aangetrokken en baande zich, heel zeker en bewust, een weg omhoog door een oerwoud van stengels en bladeren. Hoger en hoger schoot de stengel met een steeds groter wordende knop omhoog richting zon. Door het wateroppervlakte heen gebroken groeide het zelfs boven alle bladeren uit.
Daar koesterde het zich in de warmte van de zon en wiegde zachtjes op de wind heen en weer in de warme lucht. Groter en groter werd de knop, tot op een dag de beschermende groene bloembladeren open gingen.
Daarna ontvouwden de prachtige gekleurde bladeren zich een voor een. Een schitterende heerlijk geurende bloem toonde zich aan de zon, zijn levensbron. De lotus was geboren.
Vlinders aangetrokken door de mooie kleur en de heerlijke geur streken neer op de bloem. De kern van de bloem veranderde, groeide, raakte vol met zaad voor nieuw leven.
Het zaad viel in het water, zakte naar de modderige bodem en wachtte net zolang tot de zon de aarde weer voldoende had opgewarmd om te ontkiemen.
0 Reacties